Om de energietransitie te verslaan gaan we van het gas af, en over op een warmtepomp. De belofte is helder: een comfortabel, gasloos huis en een forse reductie van de CO2-uitstoot. De routekaart lijkt alom geaccepteerd en wordt door beleid ondersteund: “Je wilt een warmtepomp. Dan is het dus isoleren, en dan een warmtepomp aanschaffen. Toch?”. Deze stapsgewijze aanpak klinkt intuïtief en logisch.
Maar klopt dat wel? Of leidt de Nederlandse focus op “eerst isoleren, dan de warmtepomp” in de praktijk tot suboptimale resultaten, onnodige kosten en zelfs ongewenste neveneffecten? Dit artikel duikt, aan de hand van inzichten van onder meer natuurkundige en warmtepompexpert Nando Tolboom, diep in de Nederlandse aanpak. Het legt de vinger op de zere plek, vergelijkt de situatie met het buitenland en bepleit een radicale omslag: een systeembenadering die stuurt op daadwerkelijke CO2-reductie en efficiëntie, in plaats van op het afvinken van losse maatregelen. Want zoals Nando Tolboom in de laatste aflevering van De Groene Nerds uitlegt: het kan veel beter.
Isoleren, subsidiëren, en hopen op het beste?
De standaardaanpak voor het verduurzamen van een Nederlandse woning richting een warmtepomp volgt doorgaans een vast stramien. Dit proces begint met een analyse van de woning, waarbij vooral gekeken wordt naar hoeveel warmte deze verliest – een factor die direct samenhangt met de isolatiegraad en de grootte van het pand. Idealiter zou vervolgens het afgiftesysteem (de manier waarop warmte de woning in wordt gebracht, zoals radiatoren of vloerverwarming) onder de loep genomen moeten worden, maar deze stap wordt in de praktijk vaak overgeslagen of onderbelicht. Daarna komt de installatie van de warmtepomp zelf in beeld.
Een belangrijke, zij het vaak impliciete, norm hierbij is de “50-graden test“: kan de woning comfortabel verwarmd worden met een aanvoertemperatuur van water van circa 50 graden Celsius? Zo niet, dan luidt het devies vrijwel standaard: eerst (verder) isoleren. Deze “Fabric First” benadering – isoleren, isoleren en nog eens isoleren, en dan pas de warmtepomp – wordt in Nederland breed gezien als de meest logische en natuurkundig verantwoorde weg. Deze aanpak is niet uit de lucht komen vallen; het is deels geworteld in de Nederlandse historie als gasland, de lessen uit de oliecrisis en een traditie van relatief hoge nieuwbouwstandaarden. Deze factoren verklaren deels de huidige pad-afhankelijkheid en de terughoudendheid om van deze ingesleten route af te wijken.
Om deze transitie te stimuleren, zet de overheid een combinatie van financiële prikkels in: de “stok” en de “wortel”. De stok bestaat uit een relatief hoge belasting op aardgas, bedoeld om de vervuiler te laten betalen. De wortel wordt gevormd door subsidies, voornamelijk via de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE). Huiseigenaren kunnen via de ISDE subsidie aanvragen voor diverse isolatiemaatregelen (zoals spouwmuur-, dak-, vloer- en glasisolatie) en voor de aanschaf van (hybride) warmtepompen.
De voorwaarden voor deze subsidies zijn specifiek: men moet eigenaar én bewoner zijn, de maatregelen moeten door een erkend installatiebedrijf worden uitgevoerd, er gelden minimale isolatiewaarden (Rd-waarden) en te isoleren oppervlakten, en warmtepompen moeten sinds januari 2024 over minimaal een A++ energielabel beschikken. De subsidie voor een warmtepomp is afhankelijk van het type en het vermogen; Nando Tolboom signaleert een prikkel waarbij een grotere (lees: krachtiger) warmtepomp meer subsidie oplevert. Hoewel de basisbedragen voor warmtepompen in 2025 worden verlaagd en het bedrag per kW vermogen wordt verhoogd, pakt dit voor warmtepompen met een klein vermogen (bijvoorbeeld 4 kW A+++) negatief uit (een daling van €2775 naar €2125), terwijl systemen met een groot vermogen (13 kW of meer) juist meer subsidie kunnen ontvangen. Dit bestendigt, of versterkt zelfs, de prikkel om voor potentieel overgedimensioneerde systemen te kiezen.
Ongewenste effecten
De Nederlandse aanpak vertoont in de praktijk barsten. De focus op losse componenten en de structuur van de subsidies creëren ongewenste situaties die de effectiviteit van de verduurzamingsslag ondermijnen.
Een van de meest bekritiseerde perverse prikkels is de koppeling “hoe groter de pomp, hoe meer subsidie”. Deze financiële stimulans kan ertoe leiden dat zowel consumenten als installateurs neigen naar de installatie van warmtepompen met een groter vermogen dan strikt noodzakelijk is voor de woning. Een overgedimensioneerde warmtepomp is echter geen zegen. Het kan leiden tot zogenoemd pendelgedrag: de pomp slaat frequent aan en af omdat de warmtevraag snel voldaan is. Dit verkort niet alleen de levensduur van het apparaat, maar verlaagt ook significant de seizoensgebonden prestatiefactor (SPF), de maat voor de daadwerkelijke efficiëntie over een heel stookseizoen. De focus verschuift zo van optimale systeemprestatie naar het maximaliseren van de subsidie op het apparaat.
De praktijk levert meer voorbeelden van suboptimale situaties op. Warmtepompen worden soms geplaatst in woningen die er energetisch (qua isolatie) of qua afgiftesysteem nog onvoldoende op voorbereid zijn. De warmtepomp moet dan onevenredig hard werken, verbruikt excessief veel elektriciteit en levert mogelijk niet het beloofde comfort of de verwachte besparing. Als een inefficiënt draaiende warmtepomp in een ongeschikt huis veel elektriciteit verbruikt die nog deels met fossiele brandstoffen is opgewekt, kan de netto CO2-uitstoot hoger uitvallen dan die van een moderne, efficiënte gasketel.
Structureel onderbelicht in onze aanpak, is de rol van het warmteafgiftesysteem en Lage Temperatuur Verwarming (LTV). Nando Tolboom noemt het afgiftesysteem “ons ondergeschoven, onderbelichte kindje”; er wordt “helemaal niks” mee gedaan. Dit terwijl de daadwerkelijke impact op stroomverbruik en CO2-uitstoot wordt bepaald door de interactie tussen de woning (isolatiegraad), de warmtepomp, én het afgiftesysteem. Warmtepompen renderen het best bij lage aanvoertemperaturen, idealiter tussen 30°C en 55°C. Traditionele radiatoren, ontworpen voor hoge temperaturen van een gasketel, zijn hiervoor vaak ongeschikt. Voor een efficiënte werking zijn systemen als vloer- of wandverwarming, of speciaal ontworpen LTV-radiatoren of convectoren, een vereiste. Het negeren van het afgiftesysteem is niet slechts een technische omissie; het is symptomatisch voor een dieperliggend gebrek aan systeemdenken in het Nederlandse beleid en de uitvoeringspraktijk.
Deze eenzijdige focus heeft ook gevolgen voor de markt. De Nederlandse markt voor hybride warmtepompen is groot, maar volgens Tolboom primair gericht op “schuiven met dozen”: het verkopen en installeren van losse componenten, omdat de financiële prikkels daarop zijn ingericht. Er is voor de consument weinig stimulans om naar het gehele systeem te kijken. Dit resulteert in een lager kennisniveau bij een deel van de installateurs, met onvoldoende aandacht voor LTV en integrale systeemoptimalisatie. De snelheid waarmee in Nederland componenten worden geplaatst, lijkt een voordeel, maar deze snelheid kan ten koste gaan van de kwaliteit en de prestaties van het totale systeem op de lange termijn. De focus op losse componenten in het subsidiebeleid creëert zo een situatie waarbij de prikkel is gericht op het verkrijgen van subsidie voor individuele maatregelen, niet op het optimaliseren van het totale energiesysteem van de woning.
Hoe kan het beter? Een blik over de grens
Nando Tolboom’s onderzoek naar de verduurzamingsaanpak in andere Europese landen onthult significante verschillen met de Nederlandse strategie en biedt waardevolle lessen.
Kijken we naar het Verenigd Koninkrijk (VK) dan hebben die meer een systeembenadering. In het VK is niet alleen de aanschaf van de warmtepomp subsidiabel, maar ook de offerte en het bijbehorende plan, inclusief een gedetailleerde warmteverliesberekening. Dit stimuleert een integrale planning en kwaliteitsborging aan de voorkant van het proces. Opvallend is verder dat er in het VK nauwelijks hybride warmtepompen worden verkocht, simpelweg omdat de prikkels hiervoor ontbreken. De relatief lage gasprijs in het VK zorgt er tevens voor dat er minder wordt geïsoleerd dan in Nederland. Het ontbreken van een salderingsregeling voor zonne-energie heeft in het VK geleid tot een significant grotere adoptie van thuisbatterijen, gedreven door de volatiliteit van de energiemarkt.
In Duitsland valt op dat men vaker kiest voor grote buffervaten voor warm tapwater (bijvoorbeeld 1000 liter boilers) die centraal aanstuurbaar zijn, en dat een aanzienlijk deel van de zonnepaneelinstallaties direct wordt gecombineerd met een thuisbatterij. De Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) speelt een cruciale rol in de financiering van energie-efficiënte renovaties en nieuwbouw, waaronder warmtepompen. De voorwaarden voor KfW-subsidies zijn vaak streng en omvatten een gedetailleerde planning, een nauwkeurige warmteverliesberekening en een correcte hydraulische inregeling van het verwarmingssysteem. Er is tevens een efficiëntiebonus beschikbaar voor warmtepompen die gebruikmaken van specifieke, duurzame warmtebronnen (water, bodem, afvalwater) of natuurlijke koudemiddelen. Deze aanpak laat zien hoe financiële steun direct gekoppeld kan worden aan prestatie-eisen en systeemoptimalisatie.
Zweden springt eruit met een extreem hoge adoptiegraad van warmtepompen: circa 80% van de woningen is ermee uitgerust. Dit is het resultaat van een langetermijnvisie en bewuste beleidskeuzes die al na de oliecrisis in de jaren ’70 zijn ingezet, waarbij Zweden volop inzette op warmtepompen, vaak in een hybride opstelling met een houtkachel als back-up voor de koudste periodes. Deze decennialange ervaring heeft geleid tot een volwassen markt en een hoog expertiseniveau.
Nando Tolboom introduceert in de podcast het Engelse concept “Fabric Fifth”. Dit is geen pleidooi tegen isoleren, maar een oproep tot een dynamische en economisch optimale afweging. De gedachte is dat, naarmate elektriciteit steeds groener wordt en warmtepompen efficiënter, het op een gegeven moment duurzamer en kosteneffectiever kan zijn om te investeren in een (nog) efficiëntere warmtepomp dan in de allerlaatste, vaak duurste, isolatiemaatregelen. De milieubelasting van de productie en installatie van isolatiematerialen, arbeid en kosten moeten hierbij worden meegewogen. Basismaatregelen zoals spouwmuurisolatie en HR++ glas blijven cruciaal voor comfort en een basisniveau van efficiëntie. Echter, de absolute mantra “isoleren eerst tot het maximum” verdient nuancering. De waarheid, zo stelt Tolboom, ligt waarschijnlijk in het midden en vereist een meer geavanceerde, per situatie verschillende, analyse dan de huidige, vaak starre, Nederlandse benadering.
De systeembenadering
Tegenover de gefragmenteerde Nederlandse aanpak staat de systeembenadering. Dit concept beschouwt de woning, de warmtepomp en het afgiftesysteem niet als losse elementen, maar als één geïntegreerd geheel dat optimaal op elkaar afgestemd moet worden. Het doel is niet simpelweg het installeren van een warmtepomp of het aanbrengen van isolatie, maar het realiseren van een comfortabel en energiezuinig binnenklimaat met een zo laag mogelijke CO2-uitstoot. Dit vereist een fundamentele verschuiving in denken: van het sturen op middelen (een warmtepomp, vierkante meters isolatie) naar het sturen op het doel (daadwerkelijke CO2-reductie, energie-efficiëntie en comfort).
Een dergelijke integrale benadering begint met een gedegen analyse van de specifieke woning, inclusief een nauwkeurige warmteverliesberekening. Op basis daarvan wordt niet alleen de warmtepomp correct gedimensioneerd, maar wordt ook het warmteafgiftesysteem ontworpen of aangepast om efficiënt te functioneren met Lage Temperatuur Verwarming (LTV). Dit betekent vaak een keuze voor vloer- of wandverwarming, of voor speciaal ontworpen LTV-radiatoren of -convectoren die met lagere watertemperaturen voldoende warmte kunnen afgeven.
De voordelen van een systeembenadering zijn significant. Ten eerste leidt een optimale afstemming van alle componenten tot een hogere reële systeemefficiëntie (SPF/COP). De warmtepomp werkt dan in zijn meest efficiënte bereik, wat resulteert in een lager elektriciteitsverbruik en daarmee, vooral met een vergroenende elektriciteitsmix, een substantieel hogere CO2-reductie. Ten tweede verbetert de kwaliteit van de installaties. Een systeemgerichte aanpak dwingt tot meer aandacht voor detail, correcte dimensionering, en nauwkeurige inregeling, wat de levensduur en betrouwbaarheid van het gehele verwarmingssysteem ten goede komt.
Natuurlijk zijn er ook uitdagingen en potentiële nadelen verbonden aan de implementatie van een systeembenadering. Het vereist meer diepgaande kennis en expertise van zowel adviseurs als installateurs. De initiële investeringskosten kunnen hoger lijken, met name als het afgiftesysteem ingrijpend aangepast of vervangen moet worden. Deze hogere aanvangskosten moeten echter worden afgezet tegen de lagere operationele kosten (energierekening) en de langere levensduur en betere prestaties van het systeem over de gehele levenscyclus (Total Cost of Ownership).
Aanbevelingen: zo kan het beter
Om de Nederlandse verduurzamingsstrategie voor woningen effectiever te maken en daadwerkelijk te sturen op CO2-reductie en systeemefficiëntie, zijn concrete beleidswijzigingen en een mentaliteitsverandering nodig. De aanbevelingen van Nando zijn als volgt:
1. Herziening van financiële prikkels: van losse subsidies naar systeemstimulering
De huidige, componentgerichte ISDE-subsidies schieten hun doel deels voorbij. Nando pleit voor een radicale verandering: schaf de huidige subsidies af en introduceer een BTW-vrijstelling op de gehele installatie – dus niet alleen de warmtepomp, maar ook noodzakelijke aanpassingen aan het afgiftesysteem en de installatiekosten. Dit zou een krachtige stimulans zijn voor een integrale aanpak.
Daarnaast zou Nederland, naar Brits model, kunnen overwegen om de advies- en ontwerpfase te subsidiëren, inclusief gedetailleerde warmteverliesberekeningen en het ontwerp van een optimaal LTV-afgiftesysteem. Dit zou de kwaliteit aan de voorkant van het proces borgen.
Verder kunnen dynamische nettarieven, zoals voorgesteld door Berenschot (bijvoorbeeld een basishoeveelheid stroom tegen een vast tarief, daarboven een dynamisch tarief), het slim aansturen van warmtepompen, het gebruik van thuisbatterijen en vraagrespons stimuleren. Dit verbetert niet alleen de businesscase voor elektrische systemen, maar helpt ook netcongestie te verminderen. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) verwacht begin 2025 een voorstel van de netbeheerders voor een alternatieve tariefstructuur, met een mogelijke invoering in 2028.
2. Betere installateurs en producten
De transitie naar een systeembenadering stelt hoge eisen aan de kennis en kunde in de installatiesector. Er is een acute behoefte aan beter opgeleide installateurs die systeemdenken beheersen, expertise hebben in LTV-afgiftesystemen, warmteverliesberekeningen correct kunnen uitvoeren en interpreteren, en systemen nauwkeurig kunnen inregelen. Dit is een randvoorwaarde voor kwalitatief hoogwaardige installaties. Daar gaat Nando zich, samen met Patrick Schimmel, voor inzetten. Zij hebben onlangs Heat Geek gelanceerd, een opleidingsplatform voor installateurs.
Parallel hieraan moet productinnovatie gestimuleerd worden. Denk aan compacte en efficiënte douche-warmteterugwinningsystemen met geïntegreerde buffers (ministore/hygiëneboiler) en laagdrempelige, maar accurate, methoden voor het uitvoeren van warmteverliesberekeningen, zoals scans.
Deze aanbevelingen zijn onderling versterkend. Een BTW-vrijstelling op het gehele systeem maakt een integrale aanpak betaalbaarder. Goed opgeleide installateurs zijn nodig om deze systemen correct te ontwerpen en installeren. Het is de combinatie van deze maatregelen die de noodzakelijke systeemomslag kan bewerkstelligen. Deze transitie vereist echter niet alleen beleidswijzigingen, maar ook een cultuurverandering binnen de installatiesector – van productverkopers naar systeemadviseurs – en een groter bewustzijn bij consumenten over het belang van een integraal plan.

Als data-gedreven marketeer weet Danny als geen ander hoe je je energie thuis kunt managen. Zo laadt hij z’n elektrische fiets op als de zon schijnt. Dankzij zijn interesse in duurzaamheid en techniek kan hij je alles vertellen over een slimme, duurzame woning.