Wie een boek over ontwerpen op basis van permacultuur openslaat, komt al snel een verhaal over microklimaten tegen. Je zult lezen dat het voor en tegen een muur op het zuiden zoveel warmer wordt, dat een plant zich daar als een plant in Frankrijk voelt. Een mooie plek voor een vijg of wilde citroen. En een plek in de luwte houdt warmte en vocht beter vast dan een plek in de wind. Als je een ontwerp maakt is het dus slim om eerst de bestaande microklimaten te observeren en de planten op de juiste plekken te zetten. Nog leuker wordt het als je zelf microklimaten kunt creëren. Met een windsingel kun je luwte creëren. En met een “sun trap” kun je de zon vangen en de wind buiten sluiten om een warmer gebied te maken in je tuin voor het telen van gewassen, het beschermen van soorten die gevoeliger zijn voor vorst of voor soorten die het beter doen met wat meer warmte. Ik ging aan de slag met een sun trap als onderdeel van ons voedselbos. Benieuwd waar ik tegenaan liep, welke keuzes ik heb gemaakt en naar mijn uiteindelijke ontwerp? Lees dan verder.
Wat is een sun trap?
Je zou ‘sun trap’ kunnen vertalen in ‘zonneval’. Maar aangezien dat in Google geen resultaten oplevert, hou ik het maar bij Engels. De eerste keer dat ik las over een sun trap was in een van mijn favoriete boeken over permacultuur: Gaia’s Garden: A Guide to Home-Scale Permaculture van Toby Hemenway. Een sun trap is een ontwerp om zo veel mogelijk zonne-energie te vangen in een gedeelte van een tuin of landschap. In de praktijk is dat een halve ellips van planten met de open kant richting de zon. In het smalle noordelijke deel zijn de planten hoog. De zijkanten lopen langzaam naar beneden af.
Als de zon ‘s morgens in het oosten opkomt en laag aan de hemel staat, kan die direct al in de val schijnen en de grond daar opwarmen. De zon draait via het zuiden naar het westen en kan zo de hele dag in het gebied schijnen. Doordat er nauwelijks wind in kan komen, kan de warmte er niet uit waaien en blijft die dus in de val. Door met name de noord-oost kant te beplanten met dichte en/of groenblijvende planten kun je de koude winterwind tegenhouden om vorstschade te voorkomen. Blijft nog de wind uit het zuiden en zuidwesten over. Die zou je kunnen tegenhouden met een niet te hoge singel aan die kant.
Hier een plaatje van hoe een sun trap er uit zou kunnen zien:
Functies en wensen voor de sun trap
Op ons wensenlijstje voor het voedselbos stonden een hoop planten die zich eigenlijk thuis voelen in een iets warmer klimaat dan het Nederlandse. Bijvoorbeeld:
- Asimina triloba / Paw paw
- Prunus persica / Perzik
- Ficus carica / Vijg (2 soorten)
- Ziziphus jujuba / Jujube of Chinese dadel
- Diospyros kaki / Kaki
- Poncirus trifoliata / Wilde citroen
De wilde citroen en een vijg kon ik kwijt tegen de zuid muren van ons huis. Maar daarna waren de muren op. Een sun trap klinkt dus als een perfecte oplossing.
Daarnaast willen we een plek om groente te verbouwen en een plek om vaker buiten te kunnen zitten. Daarmee kwamen we op de volgende functies voor de sun trap:
- Microklimaat voor warmteminnende en vorstgevoelige planten
- Microklimaat om op frisse dagen toch buiten te kunnen zitten
- Microklimaat om groente te verbouwen
Hoe ontwerp je een sun trap?
Via Google vond ik verschillende blogs en beschrijvingen van een sun trap. Maar allemaal bleven ze vrij conceptueel en oppervlakkig. Nergens vond ik een lijst met geschikte planten of een tabel met maten. Natuurlijk is elke situatie anders, maar soms is het ook wel lekker om ideeën en inspiratie uit andermans ontwerp te halen. Helaas lukte dat via Google niet (vandaar ook dit blog). En ook de boeken over permacultuur die ik heb blijven op dit onderwerp oppervlakkig. Dan maar zelf ontwerpen!
Het uitgangspunt
Ik heb van binnen naar buiten ontworpen. Dus begon ik met de planten op de wensenlijst en hun maten. Geloof daarbij niet de eerste site of het eerste boek dat je tegenkomt. Want juist bij voor ons klimaat minder gangbare planten zijn de maten die je leest soms per bron compleet verschillend. Ook ga ik er vanuit dat de meesten hier in Nederland, ondanks de sun trap, kleiner zullen blijven dan veel bronnen aangeven. Uiteindelijk reken ik met deze getallen:
- Asimina triloba / Paw paw: 4 tot 5,5 hoog en zo’n 3 meter breed (groeit erg langzaam en twee stuks nodig voor bestuiving)
- Prunus persica / Perzik: We kozen de kleine Saturn white, zo’n 2 tot 3 meter hoog en 2,5 meter breed
- Ficus carica / Vijg (Bornholm Diamond): 2 tot 4 meter hoog en 2,5 meter breed
- Ziziphus jujuba / Jujube of Chinese dadel: 3 tot 4 meter hoog en 3 meter breed
- Diospyros kaki / Kaki: 4 tot 5 meter hoog en 4,5 meter breed
Verder draagt de perzik beter bij kruisbestuiving en stond er ook een amandel (Prunus dulcis) op de wensenlijst. Perzik en amandel zijn familie en kunnen elkaar bestuiven. Handig!
Wegens ruimtegebrek kies ik er voor één van de paw paw’s een mooie plek in de kern van de sun trap te geven en de andere te degraderen tot bestuiver op de tweede rang. Hopelijk vangt die daar alsnog voldoende zon.
De Jujube lijkt iets minder wensen qua warmte te hebben dan de rest. Dus blijven de Vijg, Perzik, Kaki en één Paw Paw (Sunflower) over. Samen hebben die een breedte van zo’n 12,5 meter. Ik zet ze in een rijtje met een een hele flauwe boog zodat ze elkaar nauwelijks in de schaduw zetten. De vijg en de perzik op de oostkant, want dan krijgen ze iets meer middagzon. Middagzon heeft meer impact dan morgenzon.
De tweede paw paw (Overleese) krijgt een plekje vlak naast de andere (Sunflower). Maar deze komt ‘s middags eerder in de schaduw. Hij zal daardoor nog langzamer groeien en minder vrucht dragen. Maar ze kunnen elkaar wel bestuiven. De Chinese dadel (Ziziphus jujuba) krijgt een plek voor de twee paw paws. Omdat de jujube kleiner is, zou de zon er overheen moeten schijnen.
Alle afbeeldingen zijn gericht op het zuiden. Dus noord onderaan, zuid bovenaan, west aan de rechterkant en oost aan de linkerkant.
Rugdekking voor de tere / warmteminnende / vorstgevoelige planten
Achter deze planten zet ik een rij planten die groenblijvend zijn, kort uit het blad zijn of tenminste vrij dicht groeien. Een deel bindt ook stikstof en ze leveren allemaal voedsel. Ik kies de volgende planten:
- 3x Elaeagnus x ebbingei / Zilverbes: groenblijvend, stikstofbinder, eetbare vruchten -> op het noordoosten om de winter wind tegen te houden.
- 2x Corylus avellana / hazelnoot (Cosford & Kentish Cob): goede windvanger, eetbare noten, bloeit in januari/februari als bijna niks bloeit. -> noordkant
- 2x Elaeagnus umbellata / Olijfwilg/herfstolijf: kort zonder blad, stikstofbinder, goede windvanger, eetbare vruchten. -> op het noordwesten waar ik al veel beschutting heb (bomen buren).
Deze 7 planten zet ik zo dicht op elkaar dat ze een beetje in elkaar groeien. Zo zal deze kant sneller dichtgroeien en de wind beter tegenhouden. In de afbeeldingen heb ik de stikstofbinders bruin gekleurd. Dat vind ik handig ontwerpen. Hongerige planten geef ik ook een andere kleur dan minder hongerige planten, maar dat zie je in deze afbeeldingen niet terug.
De vleugels van de sun trap
Nu is het tijd om planten te kiezen voor de vleugels of flanken van de sun trap. Dit ontwerp is een deelontwerp van het voedselbos dat eromheen zit. Dus er zijn allerlei verbanden tussen planten die ik hier omwille van de leesbaarheid weglaat. Maar het is goed om te weten dat de grond hier erg zuur is. Daarom heb ik in een deel van het gebied zeeschelpenkalk gestrooid. De westkant van de suntrap heeft een beetje kalk gekregen, de oostkant een dubbele dosis. Dus de kalkminnende planten komen aan die kant.
Linker flank / Oostflank
- Prunus dulcis / Amandel: Moet in de buurt van de perzik vanwege bestuiving. Maar wordt 5 a 6 meter hoog. Dus die zet ik wat naar achteren om schaduw te voorkomen.
- Carya Illinoinensis / Pecan: Kan wel 15 of 20 meter worden (bronnen spreken elkaar flink tegen). Maar ik ben van plan deze klein en open te houden door slim te snoeien. Daar zit een risico in. Maar hij houdt van zon en dus zet ik hem toch naast de vijg in de sun trap.
- Morus alba / Moerbei: Wil kalkrijke grond. Zou met 3 a 4 meter hoogte wellicht wat te veel schaduw geven. Door hem op een afstandje te zetten hoop ik dat de zon snel genoeg hoog staat om eroverheen te schijnen. Anders wellicht op termijn wat snoeien.
- Zanthoxylum / Peperboom of sechuan peper: Houdt van veel zon en maakt heerlijke peperkorrels met een citrussmaakje. Wordt maar 2 a 3 meter hoog dus staat daar prima. Vanwege bestuiving zie je een tweede peperboom tegen de windsingel staan.
- Caragana arborescens / Erwtenstruik: Ik sluit af met een laagblijvende stikstofbinder om ook aan die kant wat extra voeding te hebben.
- Alnus Cordata / Italiaanse els: Ten oosten van de peperboom zie je een Italiaanse els staan. Die kan wel 15 meter hoog worden en lijkt dus niet handig op die plek. Maar hij bindt met hulp van schimmels per jaar wel zo’n 0,63 kilo stikstof die via het blad en de bodem voor andere planten beschikbaar komen. Alnus Cordata groeit in een druppelvorm en is bovenaan dus vrij smal. Dus als de zon langs de hemel draait, zal de schaduw van de els nooit lang op dezelfde plant vallen. Verder doet deze els het in tegenstelling tot andere elzen goed op droge zandgrond.
- Bij de ingang zie je een vijftal getekende vakjes in een boogje. Daar wil ik een pergola van kastanjehout maken om (vooral eetbare) klimplanten een plek te geven én om een verrassende ingang te maken. Als je dat pad neemt moet je dus door een soort tunnel om vervolgens op een open stuk te komen.
Rechter flink / Westflank:
- Prunus Avia / zoete kers: Voor de jujube zie je een kers staan. Deze staat op een gisela onderstam zodat het een dwerg blijft. Hij staat er vooral om de grote kers verderop te bestuiven en ik heb hier geen plek voor een tweede kers van dat formaat.
- Caragana arborescens / Erwtenstruik: Ook hier zie je aan het einde een laagblijvende stikstofbinder om ook aan die kant wat extra voeding te hebben. En de ‘erwten’ kun je gebruiken als vervanger voor linzen.
- Decaisnea fargesii / Augurkenstruik: De blauwe boon of in het Engels “deadman’s finger” zet ik bij de ingang van de suntrap aan de westkant.
- Malus Domestica / Appel: Achter de Chinese dadel en de kleine kers zie je twee appelbomen staan. Door de M106 onderstammen kunnen die zo’n 4 a 5 meter hoog worden. Dus ook hier weer een risico op schaduw aan het eind van de dag. Ik verwacht alleen dat dat door de afstand in de praktijk wel mee zal vallen. Ook zijn appelbomen redelijk open en laten ze dus nog een hoop zon door. En anders zal ik ook hier snoeien.
De zuidkant van de sun trap
De sun trap is aan de zuidkant zo’n 17 meter breed en grotendeels open. Aan beide kanten loopt een pad. En daarachter ligt de windsingel die in dit deel is ontworpen om zo’n 3 meter hoog te zijn. Je vind er: Amerikaanse vlier, nog een peperboom (bestuiving), langstelige olijfwilg, Kerspruim, kronkelhazelaar, siberische erwtenstruik, gelderse roos, Italiaanse meidoorn, Weigeria, Rode kamperfoelie, Duindoorn en Redlove appel op dwerg onderstam. Een mix van eetbare planten, planten voor de biodiversiteit en planten die stikstof binden. Het permacultuurontwerp voor de windsingel vind je hier.
Plattegrond hele ontwerp sun trap
Het hele ontwerp ziet er dan zo uit. Wil je het in detail bekijken, klik dan op het plaatje. Je browser zal dan een grotere versie tonen in een apart tabblad of downloaden:
Struiklaag, kruidlaag en bodembedekkers
Dit ontwerp houdt alleen rekening met de kruinlaag, tussenlaag en de grotere planten in de struiklaag. Uiteraard is er voldoende plek tussen, naast, voor en bij andere planten voor allerlei kleinere struiken, kruiden en bodembedekkers. Die zal ik de aankomende jaren ‘on the go’ ontwerpen.
De inrichting van de sun trap zelf
De zonminnende planten hebben een plek gekregen in de punt van de sun trap en zullen het daar hopelijk goed doen. Het hele middengebied van ongeveer 280 vierkante meter ligt nog open.
Een deel daarvan gaan we inrichten als moestuin voor planten die minder aandacht nodig hebben. Denk aan pompoenen, aardappelen, verschillende bonen, wortelen, bieten, kolen enz. Dichter bij huis komt een kleinere moestuin voor planten die meer zorg nodig hebben.
Het stuk tussen de moestuin en de zonminnende planten wil ik inrichten als een bloemenweide met plek om met een groep mensen te kunnen zitten aan een lange tafel. Hoe ik dat ga doen moet ik nog bedenken.
Een vijver als spiegel voor de zon
Een sun trap zou je goed kunnen uitbreiden met een vijver of poel in het midden. Dat heeft veel voordelen waaronder dat je wateropslag voor droge periodes hebt en kikkers en padden als natuurlijke plaagbestrijding tegen bijvoorbeeld slakken. In het geval van een sun trap komen daar twee voordelen bij:
- Het wateroppervlakte spiegelt een deel van het zonlicht. Dus planten die noordelijk van de vijver staan, krijgen meer licht en warmte.
- Het water vormt een temperatuur buffer. Dat kan handig zijn als er ineens in april of mei zo’n late nacht met nachtvorst is. Als je het water in de dagen en weken ervoor al opgewarmd is, zal het warmte loslaten aan de omgeving als het koud is. Dat kan net het verschil zijn tussen bevroren bloesem en geen bevroren bloesem.
Omdat ik naast een hunebed woon zijn de regels rond graven hier erg streng. Dus een vijver zit er bij mij niet in. Maar als je een sun trap ontwerpt op een andere plek en planten wilt beschermen tegen late nachtvorst, dan raad ik aan een vijver of poel te overwegen.
Een warmtebuffer van stenen in een stapelmuur
Naast water kunnen ook stenen een warmtebuffer vormen. De theorie is dat dikke stenen overdag door de zon worden opgewarmd en die warmte ‘s nachts langzaam loslaten. Ook dat kan het verschil zijn tussen bevroren bloesem en geen bevroren bloesem.
Nou was ik nog van plan een stapelmuurtje te maken elders in het voedselbos. Een stapelmuur kun je zien als een langwerpige strook arme grond waar je oude stenen, tegels, dakpannen en dergelijke tegenaan stapelt. Zo ontstaan overal kiertjes en spleetjes waar insecten, amfibieën, reptielen enz zich thuis voelen. Zeker als je er wat kruiden tussen plant.
Waarschijnlijk ga ik beide combineren en een stapelmuur achter de tere planten en voor de ‘rugdekking’ te bouwen. Dat geeft de planten nog wat extra beschutting aan de noordkant, levert met al die stenen een warmtebuffer op, en is een fantastische manier om de biodiversiteit wat te helpen. Het ontwerp hiervoor moet ik nog maken.
Planten, wachten, observeren, bijsturen
De afgelopen weken heb ik de meeste planten uit dit ontwerp geplant. Een deel volgt de aankomende weken. Ik vertroetel de bomen met een dubbele laag karton om de stam met daarop een laag organisch materiaal. Zo weet ik zeker dat het gras waar ik de bomen in plant zal verteren en samen met het karton en het organisch materiaal een flinke dosis langzame voeding voor mijn plantjes zal vormen. Hopelijk overleven ze allemaal de winter en slaan ze in de lente goed aan. De eerste jaren blijft het natuurlijk een weilandje met een paar sprietjes erin. Maar ik verwacht en hoop dat de structuur van de sun trap na een jaar of drie wel duidelijk zichtbaar zal worden en voorzichtig zal beginnen te werken. Natuurlijk zal dan ook blijken dat ik een paar denkfouten heb gemaakt of een paar dingen over het hoofd heb gezien. Of mijn ontwerp echt goed werkt zal waarschijnlijk pas over 5 of 6 jaar blijken. Waarschijnlijk zal ik er tegen die tijd wel weer eens een blog over schrijven.
In het dagelijks leven is Remi als Kiemfabriek vooral interim marketeer voor bedrijven en organisaties die de wereld wat mooier maken. Soms rond strategie of management en soms met de handen aan de knoppen in bijvoorbeeld campagnes. Thuis heeft Remi samen met Cecile en Emily een eigen voedselbos en permacultuurproject de Hommelgaard in een klein dorpje in Drenthe. Veel artikelen zijn vooral daarop geïnspireerd.
Hoi Remi,
Goed verhaal. Ik moet komend jaar een tuin van zo’n 1000 m2 gaan inrichten. Ben me heel erg aan het inlezen. Jouw optie is bij mij lastiger toe te passen. Mijn tuin is op het zuiden gericht en mijn huis komt op de noordelijke helft van de grond te staan.
In mijn zoektocht kan ik niet goed vinden hoe groot/breed bomen worden. Heb je een tip voor mij waar ik die info wel kan vinden? Liefst ook met aanvullende info over de boom zelf.
Groet,
Hanneke
Hoi Hanneke,
Dank voor het compliment. Leuk om te lezen!
Wat betreft de afmetingen van bomen. Dat is inderdaad een lastige. Ik nam meestal Creating a forest garden van Martin Crawford als uitgangspunt (is net in het Nederlands vertaald als ‘handboek voedselbossen’ mijn review daarvan komt morgen op deze site). En dat vulde ik aan met andere bronnen. En dan koos ik een gemiddelde of deed ik een aanname op basis van grond/plek/cultivar enz.
Als je gaat googlen op afmetingen van planten, kom je vaak hele verschillende getallen tegen. Vooral als je exotischer gaat. Van ‘standaard’ planten als appel, peer en pruim kun je vaak goede cijfers vinden, soms per cultivar. Maar als je minder voorkomende planten zoekt wordt dat lastiger. Dat komt deels omdat sommigen het hier lastiger hebben. Een vijg kan wel 8 meter hoog worden in landen waar die vandaan komt, maar zal hier na 3 meter wel ophouden waarschijnlijk. Zoek dus altijd Nederlandse bronnen (of tenminste uit een gematigd klimaat) voor maten. Plants for a Future wordt veel aangeraden, maar vind ik (voor maten) vrij waardeloos.
Ook kun je de kwekers vragen. De kweker waar ik appels, pruimen, kers en peren vandaan heb, wist per cultivar te vertellen welke maat hij op onze grond verwacht. In bovenstaand ontwerp zie je twee peren staan van 3,5 meter hoog en 3,5 meter breed. Toen ik met hem de cultivars koos, bleek de winterrietpeer inderdaad ongeveer die maat te krijgen. Maar de ‘Comtesse de Paris’ schat hij op mijn grond 4,5 hoog en breed. Dus daar heb ik een aanpassing gedaan. Bij kwekers die al decennia ervaring hebben werkt dat. Die kennen elke cultivar en weten hoe groot ze over 20 jaar zijn en welke snel groeit en welke niet. En wat de invloed van je grond daarop is.
Maar kom je bij een kweker gespecialiseerd in voedselbosplanten, dan zul je zien dat die vaak nog maar kort die focus hebben en veel van de planten die ze verkopen nog nooit volwassen hebben gezien. De Chinese Dadel kende bijna niemand in Nederland 15 jaar geleden. Dus in feite weet niemand hoe groot die wordt in ons klimaat.
Verder wordt er nog veel gekweekt en doorontwikkeld en zijn er dus nieuwe cultivars. Ik rekende met 6 meter hoogte voor de aardbeienboom (op basis van Crawford). Maar die kon ik in Nederland nergens vinden. Arborealis verkoopt alleen de cultivar ‘Compacta’ van 1,5 tot 2 meter. Navraag leert dat in hun ervaring de gewone Arbutus unedo net niet winterhard is en deze wel.
En dan heb je ook nog de plek. Geef je een plant de ruimte, dan hoeft de plant niet heel hoog te worden om voldoende zon te vangen. Zet je de planten dicht op elkaar (bijvoorbeeld in een windsingel), dan krijgen ze minder licht. Veel planten proberen dan extra licht te vangen door hoger te groeien. Een bessenstruik in de (half)schaduw in een voedselbos zal het zelfde doen. Een aalbes zal in de volle zon 1 a 1,5 meter worden. In de schaduw doet hij het ook, maar zal hij misschien wel 1,5 tot 2 meter worden.
Dank je wel Remi voor je uitgebreide en nuttige reactie!
Groet,
Hanneke
Dag Remi,
Inmiddels ben ik ook gedoken in de ontwerpfase. Welke software gebruik jij voor je plattegrond en die mooie plaatjes van de kruinen van beplanting zoals je in deze post heb staan?
Groet,
Bastiaan
Hoi Bastiaan,
Software is lastig. Ik zie de vraag regelmatig langskomen in de Facebook groepen rond permacultuur en voedselbossen. Er bestaat wel software om tuinen te ontwerpen, maar die zijn vooral goed in paadjes, terrasjes, hekjes en schuttingen. Er zijn wat mensen die werken met reguliere illustratiesoftware zoals Illustrator. En Sketchup hoor ik ook wel. Maar dat soort programma’s hebben wel een lange leercurve en/of hoge kosten.
Ik werk met een google sheet (excel) waarin ik de maten en specificaties van alle planten die ik wil verzamel. Vervolgens maak ik een flinke kaart op een groot stuk papier. En knip ik rondjes van papier voor elke boom en struik van de uiteindelijke te verwachten omtrek. En dan op papier lekker schuiven. En evt met van die posterplakkers de cirkels vastplakken.
Ik heb 3 kleuren papier. 1 voor de stikstofbinders, 1 voor hongerige planten en 1 voor gewone planten. Dat helpt me de stikstofbalans visueel een beetje in de gaten te houden zonder dat ik daar te veel op moet rekenen.
Uiteindelijk meet ik vanaf die kaart alle maten weer op als een soort coördinaten vanaf een hoek. Ik had in de tuin om de 10 bij 10 meter een paaltje. En zo kun je dan ter plekke je plattegrond weer uitstippelen in het echt.
Bovenstaande plaatjes zijn gewoon een foto van zo’n papier met rondjes erop. Ik heb alleen in een online fotobewerkingsprogramma even rondjes op de foto getekend om ze wat duidelijker te maken voor online.
groeten Remi
Wat leuk en leerzaam dat je deelt wat en waarom je deze keuzes hebt genomen. Ook je andere artikels.
Heb je dit allemaal tegelijk geplant? Hebben de warmteminnende bomen niet meteen de bescherming al nodig? Dat je die eerst moet planten? En pas als die groter zijn gegroeid je de andere plant.? Of heb je dan teveel wortelgroei van die andere bomen om nog te kunnen planten.
Of heb je met het formaat van de bomen daar rekening mee gehouden? Ouderen windvangers en jonge kleine warmte minners?
Hoi Chanouk,
Dat zijn goede vragen. Ik heb dit wel in een keer aangeplant bijna 2 jaar geleden. De warmteminnende planten hebben het dus zwaar. De windsingel aan de zuidwest kant is nog te klein om de wind goed tegen te houden en de rugdekking voor de sun trap om de koude winterwind tegen te houden is ook nog een gatenkaas. De vijg en de pawpaw hebben het moeilijk. Maar de perzik en amandel droegen in het eerste jaar al vrucht.
Het is een afweging die je kunt nemen. Als je alle tijd en geduld hebt, is het waarschijnlijk beter om eerst alle windsingels aan te planten. Daarna de planten die de bodem verbeteren. Gevolgd door de sterke noten en vruchtenbomen. En pas op het laatst de tere/gevoelige planten. Dan is de kans dat alles goed aanslaat het grootste. Maar dat kost wel een hoop tijd.
Dus ik neem wat meer risico en plant veel direct aan. Daardoor zijn er een paar uitvallers (de moerbei) en een paar planten die het zwaar hebben (vijg en pawpaw). De uitval zal ik tzt wellicht vervangen. Maar de planten die het wel redden hebben dan een paar jaar voorsprong.
Bij nieuwe aanplant ben ik nu wel veel bewuster bezig met de bodem en het planten. We zijn nu delen van het voedselbos aan het voorbereiden op de kruidlaag/bodembedekkers. Ik heb een heel stuk voorzien van 15 houtsnippers en laat dat een heel seizoen verteren. Pas daarna ga ik planten. Dan is de bodem al een stukje op weg. En ik besteed meer aandacht aan het plantgat en voeg nu toch wat compost toe. De grond is hier nog zo slecht dat ik de planten de eerste paar jaar door wil helpen en dat werkt met alleen mulch van bovenaf niet altijd supergoed. Dus in het plantgat doe ik nu wat compost. Vervolgens plant ik de boom of struik. Dan maak ik vaak een kring van wat aarde om te zorgen dat regenwater wat meer bij de wortels komt (droge zandgrond). En dan mulch ik rond de boom een forse laag organisch materiaal zodat de boom ook voeding krijgt over 2 a 3 jaar.
Hoi Remi,
Bedankt voor je artikel! Ik stond op het punt alles zelf te gaan uitzoeken, toen ik op jouw blog terecht kwam.
Dat scheelt dus een hoop uitzoekwerk!
Ik vind dat je heel helder schrijft en alles goed uitgewerkt hebt. Geen niet-genoemde “vanzelfsprekendheden”.
Overigens vind ik Edible Forest Gardens ook een zeer waardevolle boekenserie (2 boeken).
Groeten,
Erwin Pool