Wanneer ik aan iemand vertel dat ik voor een veganistische levensstijl heb gekozen, dan roept dat bijna altijd een reactie op. De leukste is natuurlijk als blijkt dat mijn gesprekspartner ook een veganist is. Hoe mooi is het om iemand tegen te komen aan wie je niets hoeft uit te leggen en waarmee je direct al zoveel raakvlakken hebt. Maar dat gebeurt helaas niet zo vaak. Soms zijn er mensen die mijn keuze belachelijk maken, direct een defensieve houding aannemen en roepen dat ik het zelf moet weten maar dat zij ‘hun’ stukkie vlees niet laten staan (volgens mij is het stukkie vlees niet van hen, maar van het dier wat er voor dood moest).

Veel mensen weten (nog steeds) niet wat ze gaan stemmen terwijl men meer dan ooit betrokken lijkt bij de tweede kamerverkiezingen. Er is ook echt wel wat te kiezen en het gaat ook over belangrijke thema’s. Stemwijzers helpen je aardig op weg om te bepalen welke partijen bij je eigen ideeën passen, maar dan nog is het goed om niet klakkeloos voor nummer één van je top drie te gaan. Het kan heel verhelderend zijn om de partijprogramma’s erbij te pakken. Omdat ik zelf op een groene partij wil stemmen, maar graag wat meer wilde weten van de partijen die het ‘groenst’ zijn, maakte ik voor Eigenwijs Blij een vergelijk tussen de drie progressieve partijen die daarbij horen: GroenLinks, Partij voor de Dieren en D66.

Veganisme en vegetarisme worden vaak afgedaan als een persoonlijke keuze. Een keuze waar je de allesetende mee lastigvalt, omdat je bij sociale gelegenheden afwijkend bent. Maar hoe persoonlijk is die keuze nou eigenlijk? Door het een persoonlijke keuze te noemen, degradeer je het tot een soort hobby en dat is het toch voor de meeste veganisten toch echt niet.

Als bewonderaar van David Bowie kon ik er niet omheen. In het Groninger Museum was er een tentoonstelling van het leven en werk van mijn grote held met de titel: ‘David Bowie Is’. Ik ging er heen en kwam terug met een mengsel van blije en verdrietige gevoelens, maar vooral raakte ik voor de zoveelste keer geïnspireerd door dit fenomeen.

Een groot dierenliefhebber ben ik altijd al geweest. In het gezin waar ik uit kwam, liepen altijd wel een stuk of wat katten rond, er waren honden, kippen, vissen, cavia’s en zelfs een landschildpad. De liefde en het respect voor de natuur is er bij mij met de paplepel ingegoten. Net als vlees eten tot het vet bij je oren zat en melk drinken, overigens. Veel melk, daar werd je sterk van. Toen ik als tiener opeens riep dat ik vegetariër wilde zijn, zei mijn vader: “Zet dat maar uit je hoofd, dat is te lastig voor je moeder”. Introvert en braaf als ik was, had ik ontzag voor mijn vaders diepe bas en ik gehoorzaamde. Het was pas vele jaren later dat ik de dieren definitief van mijn bord weerde en sinds een paar maanden, na 16 jaar vegetarisme, eet ik volledig plantaardig.